BACH
Die Kunst der Fuge BWV 1080
Masaaki Suzuki (klavecimbel), Masato Suzuki (klavecimbel)
BIS-2531 1u37’ (2SACD)
Waardering 10
Die Kunst der Fuge (volgens het manuscript ‘Fuga’), The Art of Fugue: je kunt er vele kanten mee op. Dit monumentale muzikale bouwwerk van Johann Sebastian Bach, waarvan hij niet heeft voorgeschreven voor welke bezetting het was bedoeld, is vooral door toetsenspelers uitgevoerd (klavecimbel, piano, clavi-organum), maar blijft ook kaarsrecht overeind als het wordt verklankt door orkest, strijkkwartet, saxofoonensemble of gambaconsort. Hier horen we het in de visie van de gedreven Japanse meester Masaaki Suzuki, al decennia doende met het opnemen van zo’n beetje alle Bachmuziek: vocaal en instrumentaal. Purist als Suzuki is doet hij het natuurlijk op klavecimbel, met hier en daar ondersteuning van zijn zoon Masato; beiden bespelen instrumenten van de Utrechtse bouwer Willem Kroesbergen. De Suzuki’s kiezen voor een ingetogen tempo, recht doende aan de vereiste (strenge) overzichtelijkheid van het fugatische materiaal, maar handhaven steeds een sterke strak pulserende ritmiek. Ze verzinnen er gelukkig ook niet een eigen einde bij, waar dat aan het eind van de slotfuga (‘a 3 soggetti’), als Bach ineens ophoudt (niet, zoals het fabeltje wil, aan het eind van zijn leven, maar gewoon, wellicht aan het eind van de werkdag) met een onbestemde slotnoot, door collega’s nog wel eens wordt ‘verbeterd’. Wel komt er dan nog een koraalbewerking (BWV 668a), muziek (geen fuga) die Bach er zelf (de volgende werkdag?) achteraan noteerde, waarschijnlijk voor orgel, maar die hier op Suzuki’s klavecimbel ook volledig tot haar recht komt.
René de Cocq
Hans Quant
Dit is een van de tienen uit Luister 781. Wilt u meer recensies lezen? Sluit dan hier een abonnement af en krijg automatisch toegang tot honderden andere recensies én voorgaande edities van Luister.