J.S. BACH

Recensie J.S. BACH – Cantatas BWV 169 & 82 – Organ Works BWV 543, 662-4

J.S. BACH
Cantatas BWV 169 & 82 – Organ Works BWV 543, 662-4
Maud Gratton (orgel), Le Banquet Céleste o.l.v. Damien Guillon (directie en countertenor)
ALPHA 448 • DDD-74’
Waardering: 7

Op dit gedurfde album van countertenor en dirigent Damiel Guillon wisselen solocantates en orgelwerken van Johann Sebastian Bach elkaar af. De cantates, ‘Ich habe genug’ en ‘Gott soll allein mein Herze haben’, stammen allebei uit de herfst en winter van 1726-27, toen Bach vooral intieme solocantates met een kleine bezetting en expressieve teksten schreef, waarin een ik-persoon uitdrukking geeft aan zijn innerlijke geloofsbeleving. ‘Gott soll allein mein Herze haben’ is oorspronkelijk gecomponeerd voor alt, maar ook de bascantate ‘Ich habe genug’ bewerkte Bach voor alt, zodat Guillon beide cantates op dit album zelf kon zingen. Dat doet hij met verfijning en inlevingsvermogen, al is het voor sommigen misschien wat veel van het goede om drie kwartier lang naar Guillons enigszins snerpende klank te luisteren. Tussendoor brengt Maud Gratton tweestemmige orgelcomposities ten gehore, wat aansluit bij de hoofdrol die het orgel in ‘Gott soll allein mein Herze haben’ speelt. Toch klinkt de overgang van de lichtvoetige aria ‘Ich freue mich auf meinen Tod’ naar de massieve orgelprelude ‘Allein Gott in der Höh sei Ehr’ wat onnatuurlijk, en is ook de Prelude en fuga in a klein aan het slot te zwaar in vergelijking met de lichtheid van de eraan voorafgaande cantate. En dat doet afbreuk aan de samenhang van het album als geheel.
Myrthe Meester

Wilt u meer recensies lezen? Sluit dan hier een abonnement af en krijg automatisch toegang tot honderden andere recensies én voorgaande edities van Luister.

Facebook
Twitter

Laatste artikelen