thY8T00E72

Recensie DEBUSSY, RAVEL, CHAUSSON – Strijkkwartetten, Chanson Perpétuelle

DEBUSSY, RAVEL, CHAUSSON
Strijkkwartetten, Chanson Perpétuelle
Quatuor van Kuijk, Kate Lindsey (sopraan), Alphonse Cemin (piano)
ALPHA 295 • DDD-65’

Waardering: 10

De Strijkkwartetten van Claude Debussy (1894) en Maurice Ravel (1904) worden vaak in één adem genoemd. Ten onrechte, want de werken zijn zó verschillend, zoals ook Debussy en Ravel zulke andere componisten zijn. Hele volksstammen geven sinds lang de voorkeur aan Ravels opus. Dat is eigenlijk een negentiende-eeuws werk met herkenbare melodieën en derhalve houvast en een hoge aaibaarheid. De melodische gestalten worden ondersteund door prachtige wijde akkoorden zoals je die zo op een piano zou kunnen pakken. Ik hoor in dit werk eigenlijk in alles de pianistcomponist Ravel. Zelf was Ravel onzeker over zijn kwartet maar Debussy verbood hem uit naam van de goden der muziek ook maar één noot aan het werk te veranderen. Een bewijs van erkenning. Door en door sympathiek. Een eeuw geleden gaf men nog de voorkeur aan het kwartet van Debussy. Dat was vernieuwend! Helemaal waar. Lees er voor de aardigheid de muziekkritieken van Willem Pijper maar eens op na. Debussy’s werk is in feite orkestraal gedacht, de compositie is als het ware één plastiek, één individu, vanaf de eerste inzet. Debussy’s kwartet ontstond tegelijkertijd met zijn Prélude à l’après-midi d’un faune. Debussy’s melodieën, hoewel volstrekt natuurlijk in zichzelf, zijn onzingbaar, anders dan die van Ravel. Dat verklaart wellicht de mindere populariteit. Meer dan bij Ravel verschillen bij Debussy de delen van elkaar. Het geheel wordt geschraagd door de cyclische structuur: het openingsthema keert terug in het laatste deel. Dat is het moeilijkste van de vier delen, moeilijk vooral om het zuiver te houden en in dynamiek en beweging niet te ontsporen. Het Van Kuijk Kwartet speelt het prachtig. Ik heb het nog nooit zo mooi gehoord. Organisch, volstrekt logisch. Het hele kwartet trouwens: het is voortdurend stevig en helder zonder dat de poëzie ook maar één moment in de knel komt. Ernest Chaussons Chanson perpétuelle – een soort Franse Wagner – valt zeker uit de toon en bevestigt alleen maar dat Debussy en Ravel – en vooral de eerste – de grote vernieuwers waren die de Franse muziek van rond de vorige eeuwwisseling uit het slop hebben gehaald.
Jurjen Vis

Wilt u meer recensies lezen? Sluit dan hier een abonnement af en krijg automatisch toegang tot honderden andere recensies én voorgaande edities van Luister.

Facebook
Twitter

Laatste artikelen