Negende blog van Liefde in tijden van corona

Blog 9: Dankbaar voor Dodeneiland

Als mijn brein weer eens in een allesbehalve intelligente lockdown zit, heb ik een effectieve exitstrategie: húp, naar buiten, frisse lucht. Vandaag ga ik een blokje om met de sympathieke vertegenwoordiger van een platenmaatschappij. Hij woont vlak bij mij in de buurt, dus dat komt goed uit. Op weg naar zijn huis word ik ingehaald door een soort van spookverschijning. De man draagt een lange jas, heeft een spatmasker voor zijn gezicht en houdt een stok vast waarmee hij koortsachtig de anderhalve meter afstand bewaakt. Als gehypnotiseerd loop ik achter hem aan. Ineens hoor ik de stem van de vertegenwoordiger vlak naast me. “Joris?”

Zuiver en rustgevend als klaterend bergwater

We kuieren naar Strijp-S. De voormalige verboden stad van elektronicagigant Philips, net buiten het centrum van Eindhoven, is tegenwoordig een mekka voor hipsters en designliefhebbers, maar die zijn nu in geen velden of wegen te bekennen. Ook hier zingt de Covid Blues rond door de anders zo bedrijvige straten. Het gesprek komt op Rachmaninov, de Russische romantiekreus in wiens muziek een enorm gevoel van Slavische melancholie en mystiek huist. We zijn beiden liefhebbers van zijn Vespers (Vigilie voor de hele nacht, op. 37) uit 1915, met afstand het mooiste dat de Russisch-orthodoxe koortraditie heeft voortgebracht. Aan de ene kant geven de gezangen, zuiver en rustgevend als klaterend bergwater, troost en verlichting in tijden van rouw, maar aan de andere kant hoor je er ook de worstelingen en woelingen van de fatalistische componist in terug. De aristocraat Sergej Rachmaninov (1873-1943) moest met lede ogen aanzien hoe het bolsjewisme als een storm over het land raasde, met alle gevolgen van dien. Nog geen drie jaar na de voltooiing van zijn werk verbood de Sovjet-Unie alle religieuze composities.

Er zijn door de jaren heen veel goede uitvoeringen van de Vespers op cd verschenen, maar die van Sigvards Klava en het Lets Radiokoor uit 2012 steekt erbovenuit. Die is nét een tikje trager dan de meeste andere, wat alleen maar bijdraagt aan de transcendente kracht en grandeur van het geniale koorwerk. Ruim een jaar geleden kreeg ik de cd toegestopt door de vertegenwoordiger. Sindsdien draai ik geen andere uitvoeringen meer.

Koude rillingen in een mistige nacht

De vertegenwoordiger grijnst. Uit zijn jaszak haalt hij een cd-boxje van het Concertgebouworkest onder leiding van dirigent Vladimir Ashkenazy. “Ik heb je blog over Wagner gelezen”, zegt hij. “Daarin haal je Het dodeneiland aan, het beroemde schilderij van de symbolist Böcklin. Eerder nog dan Max Reger heeft Rachmaninov een stuk geschreven dat is gebaseerd op dat schilderij.” Hij tikt op het doosje. “En dit is wat mij betreft de definitieve uitvoering daarvan. Ga er maar eens rustig voor zitten. Volgende keer hebben we het erover.” We nemen afscheid van elkaar met de elleboog, wat een vreselijk lullige manier is om dat te doen, maar nog altijd beter dan géén manier.

Böcklins Het dodeneiland
Derde versie van Het dodeneiland van Arnold Böcklin uit 1883

De dag is voor het aardse, de nacht is voor het eeuwige. Iets na twaalven duw ik de cd in de stereotoren. Meteen als Rachmaninovs Dodeneiland, op. 29 uit 1909 begint, zit ik in Böcklins schilderij. In de boot van Charon, om precies te zijn, of is de spookverschijning met de stok van vanochtend de veerman? Het is te donker om het goed te kunnen zien. Ik luister naar het ritmische geluid van zijn roeibewegingen. Op en neer, op en neer. Voor ons doemt het mysterieuze eiland op. Koude rillingen in een mistige nacht. We zijn er. Ik stap aan wal, maar mijn voeten blijven boven de grond zweven. Langzaam word ik naar het donkere cipressenbos toegezogen. Nog één keer klaart de lucht op. Een laatste groet aan het leven en de liefde, aan alle geneugten van het aardse bestaan. Maar dan klinkt wederom, en ditmaal definitief, het naargeestige Dies irae-motief dat de dag des oordeels inluidt. Er is geen ontsnappen meer aan. Ieder lot heeft een tijdslot. De cipressen gaan uit elkaar en hun toppen buigen naar elkaar toe, waardoor een tunnel ontstaat. Terwijl ik in de tunnel verdwijn, hoor ik achter me het wegstervende geluid van de boot op de golven. De veerman is aan de aftocht begonnen. Zijn taak zit erop.

Daarna doodse stilte. Maar in die stilte schuilt een diepe dankbaarheid. Dankbaarheid voor de schoonheid die ik heb mogen horen en zien, en dankbaarheid voor de schoonheid die nog komen gaat.

3/5 - (2 stemmen)
Facebook
Twitter

Laatste artikelen